Niets. Helemaal níets! Opnieuw duw ik mijn neus tegen de vettige schil van een donkergele citroen. Maar nee hoor, geen enkel molecule van het opwekkende aroma weet zich door mijn ontstoken neusslijmvlies heen te wurmen. Teleurgesteld leg ik de vrucht die me opmontert en me doet hunkeren naar zomerse tijden terug in de mand. Ik breek een stukje af van een forse gemberwortel en hou de sappige binnenkant onder mijn linkerneusgat dat nog het minst ontstoken is. Niente. Een pot vol zwarte peperkorrels, nada. Fors geschut dan, knoflook. Aha, ruik ik daar iets van knoflook?
Nu mijn ingebouwde brandmelder buiten werking is, komt mijn ochtendboterham al dagen geblakerd uit de rooster. Als mijn oren het geluid van knappend brood opvangen en mijn ogen de blauwgrijze walm uit de rooster omhoog zien komen is het leed al geschied. Bijna 20 seconden later dringt er iets van de geur van verbrand brood tot me door.
Het is nu de tiende dag van een forse verkoudheid. Opgelopen in het open badkamerraam van waaruit ik op nieuwjaarsnacht het vuurwerk bewonderde. En ditmaal niet zo’n geruisloze verkoudheid waar zo nu en dan discreet in een zakdoekje gesnoten wordt. Nee nee, zo eentje waar de mensen van Tempo extatisch van worden. En die mijn medemens de vingers in de oren doet stoppen, getergd door het voortdurende gesnotter, gerochel en gesnif waarmee ik me omgeef. Sorry mensen.
Zouden parfumeurs als Bertrand Duchaufour en Mathilde Laurent trouwens hun neus verzekerd hebben, net zoals muzikanten als Murray Perahia en Janine Jansen hun handen?
Mijn hart gaat uit naar al die arme, arme mensen die getroffen zijn door anosmie: een gebrek aan reukzin. Ik vang deze dagen een glimp op van hun geurloze bestaan. Alsof een dikke laag watten alle indrukken dempt die de wereld op me loslaat. Neus ik mis je!
Maar Neus geeft niet thuis. Out of office voor onbepaalde tijd. ‘t Is wat…