GeurTerreur

Is er ook maar ìemand die graag het weeïge geurlandschap van zijn voorganger in zijn neusgaten verwelkomt, terwijl hij plaatsneemt op de nog warme bril?

Natuurlijk, er zijn uitzonderingen op die regel, al ken ik ze niet persoonlijk. Niet vreemd ook. Deze weeffout in je karakter hang je niet graag aan iemands neus. Alhoewel. Marquis de Sade, notoire liefhebber van alle vleselijke lusten waar een donker randje aan zit en die zijn neus wellustig drukte in al wat het lichaam ten zuiden van de navel loslaat, doet er bepaald niet besmuikt over in zijn geschriften.

Maar de toiletverfrisser in openbare gelegenheden is een vloek. Vermomd in een witte, lichtgrijze of roomkleurige kunststoffen behuizing, met ronde of elipsvormige opening braakt het meestal onaangekondigd en veelal vanboven, zijn reukspoor uit. Het heet ‘geurdispenser’ en oefent stoïcijns zijn olfactorische guerilla uit op een moment waarin de mens het kwetsbaarst is. Lafbek.

Inmiddels heb ik een heel arsenaal aan technieken ontwikkeld om maar niet besprongen te worden door het geurige gespuis van Rentokil en consorten. Wegduiken, tissue tegen de opening aandrukken, met de rug tegen de muur naar het toilet schuifelen, of: de deur openen, wachten op het vermaledijde ‘pssss’, door de knieën gaan en in eendenpas het toilet uitstappen, zijn een greep uit mijn inmiddels brede en nog steeds groeiende repertoire.

Want de toiletjongens innoveren zich een ongeluk.

Laatst visiteerde ik een op het eerste gezicht keurig toilet in een even keurig hotel. Na een opstapje, een blinde deur, een spiegelgladde houten vloer, 20 meter stemmig verlichte gang, een trap met 22 treden en een hellingshoek van 30 graden en nog eens twee toegangsdeuren bereik ik in nood het kleinste kamertje, ver weggestopt in het souterrain.

Met een zucht van verlichting ga ik boven de pot hangen en geniet van het spaarzame moment van rust op deze overvolle dag. Tot ik na een seconde of 5 vanuit de linkerhoek achter me de roep van een schorre kaketoe hoor en iets vochtigs in mijn nek voel.

What the?

Nadat mijn verbijstering plaatsmaakt voor nieuwsgierigheid, draai ik mijn hoofd richting de onverlaat die zojuist mijn High Tea heeft verluchtigd met de synthetische geur van lentebloemen. En daar hangt ie de gluiperd, op hoofdhoogte, een verstuiver ter grootte van een pakje papieren zakdoekjes. Op afstand aangestuurd door een sensor bij de wasbak.

Het moet gezegd. Hier is een produktontwikkelaar aan het werk geweest met gevoel voor humor. En met een ondeugende inborst. Want een verstuiver die de argeloze bezoeker in ontbloot onderlijf eerst op een schreeuw trakteert en vervolgens op de splash van een schorre kaketoe, heeft een dirty mind.

Maar mij foppen ze niet nogmaals. De volgende keer haal ik een paraplu bij de receptie. ‘Voor die spuitende kaketoe op het toilet.’